Stikvallei

Stikvallei is de zevende parel aan de kroon van Frank Westerman, een groot Europees auteur. Stikvallei is een fascinerend boek over een intrigerende natuurramp, maar eigenlijk over iets anders: hoe ontstaan mythes? Het is een metaverhaal, een dubbel metaverhaal zelfs, want het gaat ook over de wijze waarop Frank Westerman zijn boeken schrijft.

Bert Wagendorp in De Volkskrant. Onder de aanhef 'de methode-Westerman' bespreekt en prijst hij Franks complete oeuvre: 'De methode-Westerman' door Bert Wagendorp.

Het zijn stuk voor stuk schitterende verhalen die Westerman opdiept. Stikvallei is een geslaagd boek. De zoektocht naar en het verzamelen van verhalen is een voortreffelijk plan dat heel goed is uitgewerkt. De bevlogenheid staat voorop.

NRC Handelsblad * * * * 

Stikvallei is een non-fcitieboek dat niet de toevoeging 'literair' nodig heeft om voor 'indrukwekkend' te kunnen doorgaan. De werkelijke ambitie van de schrijver is het wikken en wegen van feiten en reconstrueren hoe die in de loop der tijd tot een verhaal worden. Dat is prachtig gedaan en hier krijgt het begrip 'literaire non-fcitie' zijn werkelijke betekenis.

Hans Renders in Het Parool * * * *

Retorische kunst, schrijft de auteur, is een vertaalslag weten te maken als een homerun. Voor wie bereid is hem te volgen terwijl hij zijn wirwar aan verhalen binnenstebuiten keert en aaneensmeedt tot een nieuw verhaal, toont Westerman zich een voortreffelijk slagman.

De Standaard der Letteren

Met Stikvallei heeft Frank Westerman goud in handen. Hij laat zien hoe mythes werken, hoe ze over feiten heen komen te liggen, hoe ze de waarheid wegdrukken. Heel behendig, in korte hoofdstukjes waardoor je alleen maar gulziger gaat lezen, weeft Westerman de verhalen door elkaar heen [...] Hij liet de feiten 27 jaar rijpen, om daar nu met Stikvallei een zeer smakelijke cocktail van te maken.

De Groene Amsterdammer

Meesterlijk. Werkelijk prachtig. Leest als een thriller, maar is tegelijk een onderzoek naar verhalen, naar wetenschap, naar mythen. Het zit vol wonderbaarlijkheden. Het raadsel wordt gek genoeg vergroot. Volgens mij ga je hier een prijs voor krijgen. Ik zit meestal goed.

Theodor Holman in OBA-live

Frank Westerman laat in zijn boek Stikvallei zien hoe mensen hun eigen verhalen maken. Hij verzamelde de mythen over een mysterieuze ramp en creëerde een nieuw heldenverhaal.

Vrij Nederland

Frank Westerman deelt in Stikvallei meeslepend zijn verwondering over wat er gebeurde in de 'dodenvallei'. Het resultaat: een spannende whodunit. Hij pelt zijn onderwerp laag voor laag af. Westerman boeit, vermaakt en maakt de lezer heel wat wijzer.

Elsevier

'Ken je dat gevoel? een boek lezen dat zo goed geschreven is dat je geen puf meer hebt om zelf aan een nieuw boek te beginnen... #Stikvallei'

Govert Schilling op Twitter

Frank Westerman is een schrijver die in zijn eentje heeft bewezen dat er geen enkel verschil is tussen romankunst en het 'echt gebeurde verhaal'. In zijn nieuwste boek Stikvallei toont hij dat hij tot de absolute top behoort van wat hier te lande literaire non-fictie wordt genoemd. Meeslepend.

De Gelderlander

Beste boek van 2013. Niets is knapper dan een non-fictieboek dat leest als een thriller. Stikvallei is zo'n boek.

De Correspondent

Westermans verbazing over de verschillende interpretaties van het vreemde fenomeen deelt hij met de lezer. Die luistert en kijkt mee, raakt evenzeer gefascineerd. Dat is een kernkwaliteit van Westerman: welk (onwaarschijnlijk) onderwerp hij ook bij de kop pakt: een opgezette Afrikaan (in El Negro en ik), een religieuze berg (Ararat), lipizzaner paarden (Dier, bovendier): hij maakt er literatuur van.

De Telegraaf

De naam Frank Westerman staat voor een nieuw soort literatuur.

Frankfurter Allgemeine Zeitung

Proloog
Het was de tijd van de grote volksverhuizingen. De Kom kwamen uit het oosten. Niemand weet waarom ze hun bonenveldjes en bedden met cocoyams op een dag in de steek lieten. Was het vanwege de kamelendrijvers uit Darfoer, die vrouwen en kinderen roofden? Heerste er rivierblindheid?

Op een dag tilden de Kom hun potten en pannen, hun schoffels en hun voorraden maniok en mais op hun hoofd. Ze gingen lopen, evenwijdig aan de evenaar, westwaarts. Alle vrouwen en meisjes droegen een peuter of baby in een doek op hun rug. Voorzichtig wadend, met een boog om de badende nijlpaarden heen, staken ze de rivier over die hun land begrensde. Soms moest er even worden gestopt, dan werd er iemand begraven of geboren en konden de anderen uitrusten.

Aan de overkant van de rivier trokken de Kom de bergen in, achter elkaar lopend in een lange sliert. Het bos brak open, maakte plaats voor bergachtig savanneland met af en toe, verscholen tussen het olifantsgras, een nederzetting. Hun leider, de Fon, zond aldoor verkenners vooruit, krijgers die waren uitgerust met speren. Bij geritsel of gevaar doopten zij de ijzeren punten in cobragif. Maar ze droegen ook kalebassen met palmwijn bij zich. Kwamen ze een vredelievend volk tegen (wat je van verre kon horen aan de kalmte van het tromgeroffel), dan lieten ze de kalebas rondgaan en lachte iedereen.

Op de vlakte van Ndop, waar veel raffiapalmen groeien, liepen de Kom de Bamessi tegen het lijf. De hoofdman van het Bamessi-volk bereidde de landverhuizers een uitbundig welkom, en nodigde hen uit om in zijn land te komen wonen. Hoeveel manen waren ze onderweg geweest? Niemand die het nog wist.

In de nacht na de aankomst had de maan ‘haar gelaat achter een bananenblad verborgen’, een verschijnsel dat volgens oude kalenders van eclipsen is terug te voeren op een volledige maansverduistering in 1735. In dat jaar moeten de Kom zijn neergestreken op de vlakte van Ndop. Het hart van Afrika was nog ongeschonden, maar de Portugezen, de Denen en de Hollanders vraten al overal aan de boorden van het continent, als vleesetende vissen. De slavenjacht van het ene inheemse volk op het andere drong almaar dieper landinwaarts.

Konden de Bamessi versterking gebruiken? Zochten ze geborgenheid in het getal? Als dat de opzet was van de Fon van de Bamessi, dan leek hij daarin te slagen. De Kom vermenigvuldigden zich en werden talrijk. Hun vruchtbaarheid was enorm, het leek of ze een inhaalslag waagden om de schaarste aan geboorten tijdens hun omzwerving weg te werken. De eerste tien, vijftien jaar verliep in harmonie, maar daarna raakten de Bamessi bevreesd dat hun gasten van een minderheid zouden uitgroeien tot een meerderheid. Een bedreiging. Hun numerieke expansie wekte de jaloezie van de Bamessi, die almaar verder moesten inschikken. Uiteindelijk, om de bevolkingsexplosie een halt toe te roepen, ontbood de Fon van de Bamessi de Fon van de Kom in zijn paleis. Gezeten op zijn met luipaardvellen beklede troon stelde hij een ontvolkingsmaatregel voor: beide Fons zouden elk een gemeenschapshuis bouwen en al hun mannen daarin bijeenroepen. Zodra die binnen waren, zouden ze de deur vergrendelen en de huizen in brand steken.

Jong en oud, iedereen werkte mee. De daken bestonden uit reusachtige panelen van bamboestengels, in een ruitjesvlak bijeengebonden door sisaltouw, en bedekt met gedroogd riet. Bij de inwijding dromden de mannen samen en propten zich naar binnen, onwetend wat hun te wachten stond. Beide Fons staken met fakkels hun bouwwerken in brand, en offerden zo hun zonen voor de overleving van de stam. Er laaide een triest maar noodzakelijk offervuur op. Vonken schoten de hoogte in, en boven het geknetter uit klonk het gekerm van de mannen.

Vreemd genoeg kwam er uit het gemeenschapshuis van de Bamessi geen enkele schreeuw. Het werd evengoed in de as gelegd. De mannen echter waren aan het vuur ontsnapt via een verborgen achterdeur.

De Fon van de Kom, ziedend om het bedrog, trok zich terug in de raffiabossen. Hij zong het ene treurlied na het andere en dacht na. Tegen zijn zus Nandong, de enige die hem bezocht, vertelde hij zijn plan om de Kom te wreken. Hij zou zichzelf verhangen. Niemand mocht hem lossnijden en begraven.

‘Op een dag zal er een python verschijnen,’ zei hij. ‘Volg die. Rust uit waar de python uitrust. Kruipend zal ik jullie voorgaan naar het land waar mijn volk zal wonen.’

De Fon hing zich op aan een boomtak. Het duurde niet lang of er drupte bloed en gal langs zijn voeten omlaag. Zijn lichaamssappen vormden een plas, de plas werd een poel en de poel een meer. De maden die uit het lijk kropen vielen verzadigd in het water en wisselden van gedaante, het werden vissen.

Een Bamessi-jager die de oevers van het nieuwgevormde meer verkende ontdekte de vis als eerste. Hij waarschuwde zijn Fon. Het water fonkelde niet alleen van het zonlicht, het bruiste en spatte van de staartvinnen. Nadat de koninklijke raadgevers de gemoedstoestand van het meer als goedaardig hadden beoordeeld, kondigde de Fon van de Bamessi een algemene visserijdag af. Alle jongens en mannen verzamelden zich met manden op de oever. Op een teken van de Fon sprongen ze tot hun middel in het water en begonnen wild met hun manden om zich heen te scheppen. Zij wisten niet dat het uur van de wraak was aangebroken. Te midden van het tumult, het geplens en de aanmoedigingskreten van de kinderen rees het meer op uit zijn bedding, spatte uiteen in nevels en zeeg weg in een aardgat, alle Bamessi-vissers met zich mee sleurend.

Niet lang daarna kroop er een python uit de struiken. Nandong en haar lotgenoten namen hun spullen op en volgden de zwart-gele slang. De nieuwe uittocht duurde korter dan de eerste. Toen het gedecimeerde volk van de Kom na twee manen aankwam op een geplooide, soeverein uitstekende bergrug, zag Nandong de python in een hol onder de grond verdwijnen. Op die plek liet haar zoon Jinabo i een paleis verrijzen. Dit was in het jaar 1755.

De ommuurde, uit kleiblokken opgetrokken koningszetel – met tempels, gerechtshoven en hutten van de harem – kijkt ongenaakbaar uit over het land van de Kom: een handvol groene valleien die zijn gepokt met blauwe meren.