In het land van de ja-knikkers

Op een prettige, niet-academische toon, vaak met een sterk persoonlijke invalshoek, laat Westerman zien dat geschiedenissen, groot en klein, dramatisch en curieus, altijd door mensen geschreven worden. Mooie bundel met een hoogst actuele lading.

HP/De Tijd
 
In het land van de ja-knikkers is een prachtige staalkaart van Westermans talent.

Schrijver-psycholoog Douwe Draaisma, tijdens de presentatie van het boek in de aula van de Rijksuniversiteit Groningen 

In zijn Albert Verweylezing betoogde Westerman dat onkneedbare feiten, anders dan wat schrijvers van fictie beweren, wel degelijk een verhaal met literaire kwaliteiten kunnen opleveren. Deze bundel laat dat een aantal keren overtuigend zien. Bijvoorbeeld in 'De moord op de boekverkoopster' uit 2014, een reconstructie die aan 'In cold blood' van Truman Capote doet denken. Verrassend is dat Westerman het ook zonder harde feiten blijkt te kunnen. In het pareltje 'Waarom wij nimmer in het hoofd van de huppelende, 65-jarige Mansholt zullen kunnen kijken' vertelt hij over de amoureuze briefwisseling tussen Sicco Mansholt (65) en Petra Kelly (24) zonder die brieven ooit te hebben gezien en gelezen.

Dagblad van het Noorden

Een gevarieerd beeld van Nederland in de afgelopen 25 jaar: eigen ervaringen (uit de jeugd) van Westerman in Drenthe, over Wageningen als studentenstad, maar ook over de ganzenexpert van Staatsbosbeheer op Texel schrijft hij met een vaart alsof die rot rot rot -ganzen zich gisteren hebben gemeld. De lezer beleeft bekende en minder bekende gebeurtenissen in Nederland opnieuw; van de opkomst van de olie-industrie tot de actualiteit van de Groningse aardbevingen, van de treinkapingen uit de jaren zeventig tot de daden van de Bende van Venlo. Een interessante verzameling vertellingen uit de polder.

NRC Handelsblad 
 
Frank Westerman over de staat van het land. De lezer onderzoekt samen met de auteur in een hecht verbond van verwonderden.
Een van Nederlands toonaangevende auteurs van literaire non-fictie. Ook in de kortere stukken hanteert Westerman zijn kenmerkende stijl: kalm en nuchter rond zijn onderwerp heenlopend, kijkend maar vooral ook luisterend, indrukken langzaam maar zeker een plaats gevend.
In het land van de ja-knikkers' legt veel van de bronnen van Westermans schrijverschap bloot.

Trouw

Literatuur over een boortoren. Frank Westerman bewijst dat dat kan.

Literatuurcritica Ingrid Hoogervorst in de Telegraaf over het openingsverhaal Terug naar het Krijt
 

Uit de inleiding van 'In het land van de ja-knikkers'

Op mijn dertigste kreeg ik mijn eerste enige echte baan. Zo een met een salarisschaal, een dertiende maand en een kerstpakket.

‘U krijgt een auto.’ De adjunct-hoofdredacteur zei het zakelijk: een auto hoorde bij mijn functie.

Het voelde als de hoofdprijs in een televisiequiz. Per 1 december 1994 werd ik algemeen verslaggever. ‘Verslaggever’ vind ik een mooiere titel dan dan ‘journalist’. Als verslaggever gééf je iets, en geven is - meestal - leuker dan nemen. Maar dan de toevoeging ‘algemeen’: het mocht dus over álles gaan. Mijnbouw én ruimtevaart. Terschelling én Nova Zembla. De oerknal én de apocalyps.

Bij ons op de krant - NRC Handelsblad - stond de algemeen verslaggever boven de verslaggever binnenland. Wij vergaderden op maandag en mochten de rest van de week naar eigen inzicht besteden; ‘binnenland’ vergaderde iedere ochtend om 8 uur aan de middentafel en stortte zich aansluitend op het nieuws om de deadline van 13 uur te halen. Voor de leden van de redactie binnenland geen auto-van-de-zaak.

Vijf jaar had het me gekost om hier te komen: in het kantorenpark van Rotterdam Alexander aan de A20. Ik was in Wageningen opgeleid tot irrigatie-ingenieur, maar ik wilde schrijver worden, of eerst maar journalist.

Wegwezen uit Wageningen zag ik als voorwaarde voor welk schrijverschap dan ook. In de herfst van 1988 had ik de sprong gewaagd. Maar zodra mijn stage bij een tijdschrift in Amsterdam op 31 december afliep, was ik teruggeworpen op de provincie, op Wageningen. Oud en Nieuw dat jaar bezorgde me een kater die niet overging. Op straat kreeg ik te horen: ‘Hé, jij was toch naar Amsterdam?’

Van de wederomstuit sloot ik me op in mijn kamer – met De brieven van Vincent van Gogh. ‘Je kunt een groot vuur in je ziel hebben, en niemand komt er zich aan warmen.’ Ik kwam mijn bed niet uit en wentelde me in zijn Weltschmerz. ‘De voorbijgangers zien niets dan een beetje rook boven uit de schoorsteen komen, en gaan huns weegs.’

In elke brief vond ik iets troostrijks of grappigs. ‘Om te slagen heb je ambitie nodig, en ambitie lijkt me iets absurds’, schrijft Vincent in de zomer van 1887 vanuit Parijs aan zijn broer Theo. Meteen in de volgende brief, aan zijn zus Wil: ‘Leer dansen of wordt verliefd op een of meer notarisklerken, officiers, enfin ’t geen onder uw bereik is, doe liever, veel liever een aantal dwaasheden dan Hollandse studie. ’t Dient glad nergens toe.’

Middenin een klaagzang over de onverkoopbaarheid van zijn doeken schrijft hij zichzelf moed in: ‘Ik voor mij moet doorzetten of ik zou zinken.’ En over kunstenaars in het algemeen: ‘Ons willen is een actie.’

Zulke zinnetjes sprokkelde ik als drijfhout bij elkaar tot ik er genoeg had om ze samen te binden tot een vlot. Niets wagen, peperde Vincent van Gogh me in, was erger dan falen. Op 2 februari 1989 stouwde ik mijn mosgroene Fiat 126 vol met mijn spullen om opnieuw naar Amsterdam te trekken. Ik had mijn studentenkamer opgezegd, de weg terug was nu afgesloten.

‘Een lease auto?’

Mijn Fiatje 126 had ik al snel afgedankt; autobezit in de binnenstad van Amsterdam bleek een hedendaagse vorm van zelfkastijding.

‘Of een OV-jaarkaart, als u dat verkiest.’ De adjunct-hoofdredacteur keek me inschattend aan.

‘Ja’, zei ik zonder te aarzelen.

‘OV-jaarkaart eerste klasse’, merkte hij op, terwijl hij een aantekening maakte.

De adjunct kwam overeind en feliciteerde me.‘Succes in je nieuwe functie!’ Voortaan zouden we elkaar tutoyeren, dat was de geijkte, eerste bevordering waarvoor ik geen enkele tegenprestatie hoefde te leveren.

Buiten op het perron van Rotterdam Alexander voelde ik verantwoordelijkheid in mijn donder. Er stonden collega’s van de redactie wetenschap te wachten op dezelfde trein; ze stapten in de tweede klasse, ik voegde me bij hen.

Nu moet ik het waarmaken – realiseerde ik me. Vanaf dat moment, vanuit dit op een na diepste punt van Nederland (zeven meter onder zeeniveau) duwde een onzichtbare hand mij landinwaarts, terug naar waar ik vandaan kwam. Om algemeen verslag te geven.

Deze bundel is hiervan de weerslag. Slechts een klein deel is tot stand gekomen met de treinkaart van NRC Handelsblad; ook nadat ik mijn vaste baan in 2000 had opgegeven ben ik blijven schrijven over de zompige delta ‘tussen Oost-Friesland en de Schelde’.

De aanleiding om deze verhalen bijeen te brengen is mijn gastschrijverschap aan de universiteit van Leiden in het najaar van 2016. Sinds Gerard Reve in 1985 het spits afbeet, was ik de 32e gastschrijver bij Neerlandistiek - en de eerste die zich toelegt op het genre reportage. Dit stemde mij tot nadenken en ook: herlezen. Uit een archiefdoos vol knipsels drong zich een selectie aan stukken op die samen een schildering geven van Nederland in de afgelopen kwart eeuw, een fragmentarische, impressionistische. De keuze is gekleurd door mijn omzwerving vanuit Drenthe, waar ik geboren en getogen ben, uitwaaierend over Noord- en Midden-Nederland tot aan Wageningen, mijn alma mater, en vandaaruit zuidwaarts, tot onder de grote rivieren. Alle verhalen zijn tegelijk ook gekleurd door betrokkenheid. Ik wil graag dat de dingen goed gaan. Dat de boel bij elkaar blijft. Een misschien wel nog sterkere kleuring komt voort uit mijn verwondering over het fenomeen maakbaarheid. Preciezer gezegd: keer op keer ga ik op zoek naar het kantelpunt waar de droom omslaat in de nachtmerrie. En heel soms: andersom.

 Amsterdam, 22 december 2016