De graanrepubliek

Een meesterwerk [...] passie en woede, ondergang en ellende, macht en onmacht worden uw deel.

Geert van Istendael in De Morgen

De graanrepubliek vertelt in een notendop de sociaal-politieke geschiedenis van de twintigste eeuw. Zo levendig en dichterlijk dat je geen syllabe van dit sprankelende meesterwerkje wilt missen.

Dagblad van het Noorden

Magnifiek

Michaël Zeeman, de Volkskrant

Men ziet de reusachtige figuur van Mansholt op zijn plaats terechtkomen, als een standbeeld op een dorpsplein.

Vrij Nederland

Uit de proloog
Diep in de Groninger Veenkoloniën, voorbij de A-zoveels en de P’s voor carpoolers, ligt het dorp Hoornderveen. Op de ANWB-wegenkaart hangt het als een lui spinnetje in een web van ruilverkavelingswegen - ter hoogte van een sluis in het B.L. Tijdenskanaal. Maar in werkelijkheid is het onvindbaar.
Met de autokaart op schoot reed ik naar de plek waar de buurtschap zich volgens de coördinaten moest bevinden. Mijn vinger gleed van doorgaande routes (rood en vet) naar binnenwegen (geel en dun) en vandaar naar het fijnmazig net van nog niet zo lang geleden geasfalteerde karrensporen (wit en ijl). Ik kwam door het zwaar gereformeerde Onstwedde, dat op een bord in de wei reclame maakte voor de oogstdienst van die zondag, en door het onkerkelijke Vlagtwedde, waar je voor het kantoor van de Rabobank kon bungy-jumpen van een hijskraan.
Had ik een afslag gemist? Het landschap bood weinig houvast, dat was een potpourri van doodgespoten aardappelloof en manshoog maisblad waar niemand overheen kon kijken. Op een driesprong bij een eenzaam huisje deed ik zo aarzelend over links of rechts, dat de motor met een korte reutel afsloeg.
Ik was op weg naar de nazaten van de herenboeren in het noordoostelijkste stukje Nederland, pal achter de Dollarddijk, maar een mysterieuze regel in de krant lokte me naar Hoornderveen. Een dorp dat door zijn bewoners was verlaten. Ik kon me dat nauwelijks voorstellen. De Veenkoloniën waren de Pyreneeën niet. Met het platteland in Groningen kon het nooit zo slecht gaan dat er hele dorpen leeg kwamen te staan. Waren die Franse en Spaanse dorpelingen niet juist van hun velden verjaagd door de meedogenloze concurrentie van de Nederlandse boeren? In zo’n uitgelezen landbouwland als Nederland, dacht ik, vallen geen gaten.
Terwijl ik uitstapte om de bakens in het landschap te vergelijken met die op de kaart, kwam er een kromgegroeide man met een witte kuif op me af.
Zonder omhaal of zelfs maar een groet ging hij dicht naast me staan, alsof we samen op de foto moesten. Hij stak een sigaret op en hield het pakje onder mijn neus. Nog voor ik bedanken kon, zei hij: ,,Mooi, dat is goedkoop.’
Ik deed een stap opzij en vroeg of hij wist waar Hoornderveen lag. Hij blies z’n lucifer uit en wees met het stompje naar de grond. ,,Dat is hier,’ zei hij.
Ik zag geen kerk, geen brink, geen dorp.
,,Hoornderveen bestaat niet meer’, zei het mannetje, en, alsof hij zichzelf niet tegensprak: ,,Ik ben de laatste bewoner.’

Uit het hoofdstuk 'Rue de la Loi, 1969'
In juni 1963 staat John F. Kennedy op het balkon van het stadhuis in West-Berlijn, en kijkt uit over de gespleten stad.
Vrijheid is ondeelbaar, zegt de Amerikaanse president, en wanneer er ook maar een mens in slavernij leeft, is niemand vrij.
Het gejuich en gejoel op het plein beneden is nog maar half verstomd als hij nog een slotzin uitspreekt: Alle vrije mensen, waar zij ook mogen wonen, zijn inwoners van Berlijn, en daarom, als een vrij man, ben ik trots om te zeggen: Ich bin ein Berliner.
(...)
Twee maanden tevoren heeft Kennedy Sicco Mansholt ontvangen. [Zijn weduwe] Henny wist het zich nog vaag te herinneren. ,,Mijn man bewaarde er een foto van, waar ook Mozer op stond.’
Twee pijprokende mannen met rechte ruggen in de Oval Office met tussen hen in de lachende, gebruinde Kennedy. Als het om grote politiek ging nam Sicco steevast Alfred Mozer mee, zijn rechterhand en kabinetschef. Mozer was voor hem een soort blindegeleidehond die zijn baas voor politieke uitglijders moest behoeden.
De onwerkelijke combinatie van de glamourpoliticus en de polderboer verbaasde mij. Naar hun gezichten te oordelen konden ze het goed met elkaar vinden. En dan Mozer met zijn half samengeknepen pretogen en golvende haren – je kon zien dat hij een doorrookte stem moest hebben. Wat had dit drietal te bespreken gehad?
Geen van hen was nog in leven. Henny dacht dat het met de graanpolitiek te maken had, maar ze wist het niet zeker. Omdat ik nieuwsgierig was geworden, zocht ik in het Mansholt-archief naar documenten uit 1963. Van de dertig strekkende meter die de dossiers in beslag nemen, waren er in de zomer van 1998 zeven geinventariseerd. Tientallen dozen, honderden mappen. Het leeuwendeel onverteerbare landbouwkost. Maar in map 146 vond ik de doorslag van een uitgaande brief van the vice-president van Europa, Sicco Mansholt, geadresseerd aan Mr. John F. Kennedy, President of the United States of America, White House, Washington D.C. Datum: 13 mei 1963.
Over enkele weken zult u Europa bezoeken, en bijzondere aandacht schenken aan de Federale Republiek Duitsland. Toen ik u in Washington ontmoette, vroeg u mij bepaalde waarnemingen in dat verband toe te sturen.
Kennedy had hem dus op Capitol Hill om politieke raad gevraagd. Vanwege zijn rol in Europa, zijn federale denkbeelden of zijn neutrale (dat wil zeggen: niet-Franse en niet-Duitse) afkomst?
Het onderwerp, Duitsland, ligt erg gevoelig. In Berlijn wordt de Koude Oorlog op enkele vierkante kilometers uitgevochten met de bouw van de Muur.
Ik las: Wie tot de mannen en vrouwen van Berlijn spreekt, moet direct zijn en zich geen zorgen maken over de autoriteiten, of ze nu uit Bonn of Berlijn komen. 
En verder: Ik geloof dat uw bezoek van het grootste belang is. U zult niet alleen uw eigen land, maar ook Europa en onze gedeelde toekomst een dienst bewijzen.
Wie het blad omslaat, ziet dat er nog drie kantjes volgen. 'Men and women of Berlin!' staat erboven. Sicco blijkt ongevraagd een voorbeeldtoespraak te hebben aangeleverd. Als een souffleur van de geschiedenis fluistert hij Kennedy zijn tekst in: Mannen en vrouwen van Berlijn, ik dank u voor de moed en dapperheid waarmee u steeds de vlag van de vrijheid hebt hooggehouden. Alsof niet de president van de Verenigde Staten van Amerika, maar hijzelf over de Muur uitkijkt.
Mansholt prijst de speciale frontlinie-atmosfeer van Berlijn, en warempel, Kennedy doet een maand later precies hetzelfde: hij heeft het over de frontline-spirit.
Vrede is ondeelbaar, zegt Mansholt, en onze gezinnen kunnen niet in vrede leven zolang ongeluk en onenigheid elders in de wereld heersen.
Vrijheid is ondeelbaar, zegt Kennedy, en wanneer er ook maar een mens in slavernij leeft, is niemand vrij.
Mansholt: Als ik zeg Berlijn, dan doel ik niet slechts op de bevolking van deze stad. Berlijn is het symbool geworden van de verdeling van uw land en uw continent.
Kennedy: Alle vrije mensen, waar zij ook mogen wonen, zijn inwoners van Berlijn, en daarom, als een vrij man, ben ik trots om te zeggen: Ich bin ein Berliner.