De slag om Srebrenica

Frank Westerman is een begaafd schrijver. Persoonlijke, maatschappelijke en politieke geschiedenis worden door hem verbonden tot een document dat de ook voor Nederland traumatische oorlog onontkoombaar dichtbij brengt. [De slag om Srebrenica is] een belangrijk boek.

Uit het juryrapport van de Prinsjesboekenprijs 2015

Na een halve bladzijde in de nieuwe Frank Westerman zie ik het alweer: hier is de meester zelf aan het werk.

Emiel Hakkenes (Trouw) op Twitter

Twintig jaar na de val van Srebrenica is Frank Westerman opnieuw naar de Balkan gereisd. ‘Hoe worden de gruweldaden van de vorige generatie(s) herdacht? Wie of wat wordt er herdacht? Door wie?’ De slag om Srebrenica is op zichzelf een vorm van herdenken.[…] De tijd heeft de waarde van de eerdere reportages [uit 1994 en 1997] niet aangetast: niemand mag met de rug naar de geschiedenis gaan staan.

Elsbeth Etty in NRC Handelsblad

De slag om Srebrenica is geschreven met een taalgevoel, als was het een roman.

Marianne Timmerman op VRT Radio 1

Er moet nog heel wat water door de Rijn voordat Nederland objectief met 'Srebrenica' om kan gaan. In de tussentijd kunt u beter dit boek lezen.

Katholiek Nieuwsblad

Van de drie nieuwe boeken over het onderwerp is De slag om Srebrenica het meest indringend. Het gaat echt over Srebrenica. Frank Westerman praat met alle partijen en stelt relevante vragen. […] Hij is niet alleen een goed journalist, maar ook nog eens een begenadigd schrijver […]. Je zit als het ware naast hem in de auto, draait de zeven bochten af naar de vallei van de Guber, ziet het marktplein, de twee langgerekte straten waaruit Srebrenica in feite bestaat, de bakkerij, het hotel en het restaurant, kapotgemaakt en daarna hersteld door de kinderen van de slachtoffers.

Herman Veenhof, Nederlands Dagblad

Frank Westerman is een begaafd schrijver. Persoonlijke, maatschappelijke en politieke geschiedenis worden door hem verbonden tot een document dat de ook voor Nederland traumatische oorlog onontkoombaar dichtbij brengt. [De slag om Srebrenica is] een belangrijk boek.

Uit het juryrapport van de Prinsjesboekenprijs 2015

Na een halve bladzijde in de nieuwe Frank Westerman zie ik het alweer: hier is de meester zelf aan het werk.

Emiel Hakkenes (Trouw) op Twitter

Twintig jaar na de val van Srebrenica is Frank Westerman opnieuw naar de Balkan gereisd. ‘Hoe worden de gruweldaden van de vorige generatie(s) herdacht? Wie of wat wordt er herdacht? Door wie?’ De slag om Srebrenica is op zichzelf een vorm van herdenken.[…] De tijd heeft de waarde van de eerdere reportages [uit 1994 en 1997] niet aangetast: niemand mag met de rug naar de geschiedenis gaan staan.

Elsbeth Etty in NRC Handelsblad

De slag om Srebrenica is geschreven met een taalgevoel, als was het een roman.

Marianne Timmerman op VRT Radio 1

Er moet nog heel wat water door de Rijn voordat Nederland objectief met 'Srebrenica' om kan gaan. In de tussentijd kunt u beter dit boek lezen.

Katholiek Nieuwsblad

Van de drie nieuwe boeken over het onderwerp is De slag om Srebrenica het meest indringend. Het gaat echt over Srebrenica. Frank Westerman praat met alle partijen en stelt relevante vragen. […] Hij is niet alleen een goed journalist, maar ook nog eens een begenadigd schrijver […]. Je zit als het ware naast hem in de auto, draait de zeven bochten af naar de vallei van de Guber, ziet het marktplein, de twee langgerekte straten waaruit Srebrenica in feite bestaat, de bakkerij, het hotel en het restaurant, kapotgemaakt en daarna hersteld door de kinderen van de slachtoffers.

Herman Veenhof, Nederlands Dagblad

Proloog

Het was de tijd van de grote volksverhuizingen. De Kom kwamen uit het oosten. Niemand weet waarom ze hun bonenveldjes en bedden met cocoyams op een dag in de steek lieten. Was het vanwege de kamelendrijvers uit Darfoer, die vrouwen en kinderen roofden? Heerste er rivierblindheid?

Op een dag tilden de Kom hun potten en pannen, hun schoffels en hun voorraden maniok en mais op hun hoofd. Ze gingen lopen, evenwijdig aan de evenaar, westwaarts. Alle vrouwen en meisjes droegen een peuter of baby in een doek op hun rug. Voorzichtig wadend, met een boog om de badende nijlpaarden heen, staken ze de rivier over die hun land begrensde. Soms moest er even worden gestopt, dan werd er iemand begraven of geboren en konden de anderen uitrusten.

Aan de overkant van de rivier trokken de Kom de bergen in, achter elkaar lopend in een lange sliert. Het bos brak open, maakte plaats voor bergachtig savanneland met af en toe, verscholen tussen het olifantsgras, een nederzetting. Hun leider, de Fon, zond aldoor verkenners vooruit, krijgers die waren uitgerust met speren. Bij geritsel of gevaar doopten zij de ijzeren punten in cobragif. Maar ze droegen ook kalebassen met palmwijn bij zich. Kwamen ze een vredelievend volk tegen (wat je van verre kon horen aan de kalmte van het tromgeroffel), dan lieten ze de kalebas rondgaan en lachte iedereen.

Op de vlakte van Ndop, waar veel raffiapalmen groeien, liepen de Kom de Bamessi tegen het lijf. De hoofdman van het Bamessi-volk bereidde de landverhuizers een uitbundig welkom, en nodigde hen uit om in zijn land te komen wonen. Hoeveel manen waren ze onderweg geweest? Niemand die het nog wist.

In de nacht na de aankomst had de maan ‘haar gelaat achter een bananenblad verborgen’, een verschijnsel dat volgens oude kalenders van eclipsen is terug te voeren op een volledige maansverduistering in 1735. In dat jaar moeten de Kom zijn neergestreken op de vlakte van Ndop. Het hart van Afrika was nog ongeschonden, maar de Portugezen, de Denen en de Hollanders vraten al overal aan de boorden van het continent, als vleesetende vissen. De slavenjacht van het ene inheemse volk op het andere drong almaar dieper landinwaarts.

Konden de Bamessi versterking gebruiken? Zochten ze geborgenheid in het getal? Als dat de opzet was van de Fon van de Bamessi, dan leek hij daarin te slagen. De Kom vermenigvuldigden zich en werden talrijk. Hun vruchtbaarheid was enorm, het leek of ze een inhaalslag waagden om de schaarste aan geboorten tijdens hun omzwerving weg te werken. De eerste tien, vijftien jaar verliep in harmonie, maar daarna raakten de Bamessi bevreesd dat hun gasten van een minderheid zouden uitgroeien tot een meerderheid. Een bedreiging. Hun numerieke expansie wekte de jaloezie van de Bamessi, die almaar verder moesten inschikken. Uiteindelijk, om de bevolkingsexplosie een halt toe te roepen, ontbood de Fon van de Bamessi de Fon van de Kom in zijn paleis. Gezeten op zijn met luipaardvellen beklede troon stelde hij een ontvolkingsmaatregel voor: beide Fons zouden elk een gemeenschapshuis bouwen en al hun mannen daarin bijeenroepen. Zodra die binnen waren, zouden ze de deur vergrendelen en de huizen in brand steken.

Jong en oud, iedereen werkte mee. De daken bestonden uit reusachtige panelen van bamboestengels, in een ruitjesvlak bijeengebonden door sisaltouw, en bedekt met gedroogd riet. Bij de inwijding dromden de mannen samen en propten zich naar binnen, onwetend wat hun te wachten stond. Beide Fons staken met fakkels hun bouwwerken in brand, en offerden zo hun zonen voor de overleving van de stam. Er laaide een triest maar noodzakelijk offervuur op. Vonken schoten de hoogte in, en boven het geknetter uit klonk het gekerm van de mannen.

Vreemd genoeg kwam er uit het gemeenschapshuis van de Bamessi geen enkele schreeuw. Het werd evengoed in de as gelegd. De mannen echter waren aan het vuur ontsnapt via een verborgen achterdeur.

De Fon van de Kom, ziedend om het bedrog, trok zich terug in de raffiabossen. Hij zong het ene treurlied na het andere en dacht na. Tegen zijn zus Nandong, de enige die hem bezocht, vertelde hij zijn plan om de Kom te wreken. Hij zou zichzelf verhangen. Niemand mocht hem lossnijden en begraven.

‘Op een dag zal er een python verschijnen,’ zei hij. ‘Volg die. Rust uit waar de python uitrust. Kruipend zal ik jullie voorgaan naar het land waar mijn volk zal wonen.’

De Fon hing zich op aan een boomtak. Het duurde niet lang of er drupte bloed en gal langs zijn voeten omlaag. Zijn lichaamssappen vormden een plas, de plas werd een poel en de poel een meer. De maden die uit het lijk kropen vielen verzadigd in het water en wisselden van gedaante, het werden vissen.

Een Bamessi-jager die de oevers van het nieuwgevormde meer verkende ontdekte de vis als eerste. Hij waarschuwde zijn Fon. Het water fonkelde niet alleen van het zonlicht, het bruiste en spatte van de staartvinnen. Nadat de koninklijke raadgevers de gemoedstoestand van het meer als goedaardig hadden beoordeeld, kondigde de Fon van de Bamessi een algemene visserijdag af. Alle jongens en mannen verzamelden zich met manden op de oever. Op een teken van de Fon sprongen ze tot hun middel in het water en begonnen wild met hun manden om zich heen te scheppen. Zij wisten niet dat het uur van de wraak was aangebroken. Te midden van het tumult, het geplens en de aanmoedigingskreten van de kinderen rees het meer op uit zijn bedding, spatte uiteen in nevels en zeeg weg in een aardgat, alle Bamessi-vissers met zich mee sleurend.

Niet lang daarna kroop er een python uit de struiken. Nandong en haar lotgenoten namen hun spullen op en volgden de zwart-gele slang. De nieuwe uittocht duurde korter dan de eerste. Toen het gedecimeerde volk van de Kom na twee manen aankwam op een geplooide, soeverein uitstekende bergrug, zag Nandong de python in een hol onder de grond verdwijnen. Op die plek liet haar zoon Jinabo i een paleis verrijzen. Dit was in het jaar 1755.

De ommuurde, uit kleiblokken opgetrokken koningszetel – met tempels, gerechtshoven en hutten van de harem – kijkt ongenaakbaar uit over het land van de Kom: een handvol groene valleien die zijn gepokt met blauwe meren.

De pers over Franks andere Balkan-werk

De brug over de Tara is en blijft een parel. Al in de openingszinnen laat Frank Westerman zien dat hij een meester van de sfeertekening is.’
Tomas Vanheste, Ons Erfdeel

Het zwartste scenario is meedogenloos goed geschreven.’
Theo van Gogh, Nieuwe Revu