Een woord een woord

Vrij Nederland over Een woord een woord

'Een belangrijk boek. Geeft inzicht in de juiste aanpak van huidig terrorisme en licht sluiers op van een episode uit de Nederlandse geschiedenis die te snel vergeten is. Westerman brengt die tijd in volle heftigheid tot leven. Spannend. Het sterke is dat hij geen oordeel uitspreekt; hij laat zijn presentatie van de feiten hun choquerende werk doen' - Jeroen Vullings.

Onderhandelaar bij gijzelingen

Voor het schrijven van Een woord een woord volgde Frank aan de School voor Gevaar- en Crisisbeheersing in Ossendrecht (het oefendorp van de Politieacademie) een training tot onderhandelaar bij gijzelingen. Op Schiphol nam hij deel aan Operatie Skywave, een kapingsoefening in een Boeing 747.

Een meeslepend en tot nadenken stemmend literair meesterwerk dat zich onttrekt aan categorisering.

Hans Wansink in de Volkskrant

'Onthutsende reportage over terrorisme van eigen bodem en makelij.'

#2 in de rubriek 'beste boek 2016' van de Volkskrant, de keuze van filosoof Hans Achterhuis.

Grote en geliefde auteurs kwamen in 2016 met nieuw werk. Ik kan Een woord een woord van Frank Westerman aanraden.

Annelies Beck, VRT-presentatrice in de Standaard

Meeslepend, intelligent, urgent. Onderzoeksjournalistiek van het allerhoogste niveau.

Lex Bohlmeijer, De Correspondent

Goede non-fictie behoort tot de literatuur, zie het nieuwe boek van Frank Westerman, meester in het genre. Grensoverschrijdend. Een woord een woord is een zoektocht die de grenzen van het ik ver te buiten gaat [..] Het is veel tegelijk: geschiedschrijving, reportage, drama, beschouwing en niet te vergeten: literatuur.

Aleid Truijens, de Volkskrant  * * * *

A-hysterisch boek over terrorisme van Bovensmilde tot na Charlie Hebdo. Heel goed.

Literair recensent Theo Hakkert

Een woord een woord heeft mijn denken veranderd. Wat een fantastisch boek.

Filemon Wesselink op Radio 1

Frank Westerman heeft een gouden pen, een verbluffende historische verbeelding en een ijzersterk motto: 'stoppen met vertellen verandert de wereld ten kwade'. Dankzij zijn stilistische kwaliteiten brengt hij de Molukse gijzeldrama's zo dichtbij dat je denkt dat het om de recente aanslagen in Parijs gaat. Westerman is een rasverteller die zijn vertellingen inzet als wapen tegen verdere verharding en polarisatie.

 Beatrice de Graaf, NRC Handelsblad

Het belangrijkste boek van het jaar!

Boekhandel Broekhuis, Almelo

Frank Westerman in topvorm.

Ronnie Terpstra, voormalig lid DWDD-boekenpanel, boekhandel Van der Velde

Zet aan het denken over idealen en de middelen om die te verwezenlijken.

Hans Renders in Het Parool, tevens #3 in 'beste boek van 2016’ * * * *

Glansrijk gelukt. Goed dat Een woord een woord op de longlist van de ECI-prijs is terechtgekomen.

Literair recensent Reinjan Mulder op Tzum

Met veel oog voor detail reconstrueert Frank Westermen de kapings- en gijzelingsacties van Molukkers in de jaren zeventig. Hij vergelijkt ze met de terreuraanslagen van Tsjetsjeense islamisten in Rusland. Bij de beschrijvingen van het keurige Nederland dat plots wordt overvallen door terreur is het boek op zijn best. Plus de beschrijvingen van de gesprekstechnieken van diegenen die met terroristen onderhandelen.

Eric Vrijsen, Elsevier * * * *

Lang begonnen te schrijven voor de aanslagen [van Parijs en Brussel], intussen actueler dan ooit: Een woord een woord.

Bart Schols, VRT/Canvas, De Afspraak

Allemaal moeten we dit lezen. Een belangrijk boek.

Kurt van Eeghem, VRT/Klara Pompidou

Op zijn bekende gracieus-journalistieke wijze gaat Westerman op zoek of terroristen gevoelig zijn voor woorden, en dus niet alleen voor kruisraketten of drones. En of we onze onmacht niet verbergen achter al dat wapengekletter.

Knack * * * *

Een woord een woord is een ode aan de hoop en de haalbaarheid.

Herman Veenhof, Nederlands Dagblad

Frank Westerman kiest nooit zomaar een onderwerp dat hem interesseert, zoals zo veel non-fictieauteurs, maar probeert werkelijk een vraag te beantwoorden die van groot belang is. Dat maakt zijn werk zo de moeite waard. […] Westerman is een man van het woord.

Maarten Dessing, Athenaeum.nl

Intelligent proza. Op een indirecte manier is dit dus een belangrijk boek.

Karel Verhoeven, De Standaard

Razend interessant. De verhalen die Westerman vertelt zijn spannend, de personages die hij opvoert levendig en de thema's die hij aanboort hebben natuurlijkerwijs al genoeg dwarsverbanden om de lezer volledig geabsorbeerd bij de les te houden.

Joost de Vries, De Groene Amsterdammer

Heel mooi beschreven. Héél mooi. En omdat Frank Westerman zo goed is, zo waanzinnig goed, is dit een boek dat je niet weg wilt leggen. Het is geloofwaardig en je weet het. Westerman heeft een heel eigen toon en een heel eigen lijn. Hij zet je echt aan het denken. Wat meer kan je willen bij een onderzoeksjournalistiek boek, überhaupt bij een boek?

Margalith Kleiwegt, Argos 4 juni, Radio 1

De camera die Frank Westerman van zijn pen maakt voert ons soepel mee. Zijn actiebeschrijvingen van de (trein)kapingen zouden menige ster kunnen beuren in VN's Detective en Thriller Gids. Maar datgene wat het meest effect sorteert is zijn reconstructie van het toenmalige Nederland. We zijn omringd door gevaarlijk gekken, schreef W.F. Hermans, een waarheid die blijvend actueel is. Frank Westerman doet er in elk geval als schrijver boek na boek grandioos zijn voordeel mee.

Jeroen Vullings, Vrij Nederland

Decor. De huiskamer van een doorzonwoning in Bovensmilde, grenzend aan de Schoolstraat. Zithoek bestaande uit een bankstel en een losse zetel – plavuizen met in het midden een tapijt. Eetkamerstoelen langs de wanden.
Rekwisieten. Potpalm, staande schemerlamp, borstbeeld van een Molukker (van gips, wit). Aan de muur boven de schouw: een schilderij van een Moluks jongetje, sleetje rijdend in de sneeuw (genre zigeunerkind met traan).
Publiek. Veertien Molukkers, onder wie de vrouw des huizes, haar buurvrouwen en haar stokmagere, grijze oom. Acht belanda’s (geboren Smildigers en buitenlui).

In afwachting van de voorstelling geven we elkaar de koffiekan door. Er zijn krakelingen en ook pinda’s. De wederzijdse behulpzaamheid is groot, de toon van de gesprekken beleefd onwennig. Wanneer alle toeschouwers een plek hebben gevonden, verschijnt er nog iemand op het tuinpad. Het is een grofgebouwde vent, type turfschipper. De voordeur staat op een kier, hij hoeft niet aan te bellen. Klossend over de tegels stapt hij de kamer binnen, zoekend naar een vrije stoel.
            ‘Ik kom hier anders nooit.’ De man spreekt plat Drents. Hij loopt te verkondigen dat hij hier niets te zoeken heeft. ‘Ik verdom het om een voet in de Molukse wijk te zetten. Ze moeten met hun poten van onze kinderen afblijven. Ja toch?’ We schikken in om plaats te maken, maar de man blijft staan ter hoogte van de schouw. Hij is kaal. Met zijn vissenogen en smakkende lippen is hij op een nadrukkelijke manier aanwezig. ‘Mijn vrouw komt hier wel. Eens per jaar. Om te collecteren. Maar andersom moeten ze dat niet wagen. Als er ’s avonds een Molukker bij mij zou aanbellen dan sla ik ’m voor de kop.’
            De aankondiging van het toneelstuk heeft in het kerkblad gestaan. Vijf huiskamers in Bovensmilde worden intieme theaters waar acteurs en amateurs een voorstelling spelen over een tragisch verleden en een andere toekomst. Over wat een dorp verscheurde en weer verbond.

‘Ik was elf. Toen ik vrijkwam was het eerste wat ik dacht: Hier gaan we het niet over hebben.’
            Een dame met een parelketting heeft de plaats ingenomen van de man met het Drents accent. Ook zij blijft staan ter hoogte van de schouw. ‘Weten jullie wat ik het ergste heb gevonden?’ Ze richt zich tot de hele kring, van het bankstel bij het voorkozijn tot het kluitje toeschouwers aan de eettafel achterin.
             ‘Het ergste was dat papa en mama niets van zich lieten horen. Ik voelde me zo eenzaam. Mijn broertje zat ook in de aula, maar ik heb hem niet getroost. Ik deed alsof hij lucht was, zag hem niet eens. Ik dacht alleen maar: Waarom komen papa en mama niet? Waarom kan het ze niets schelen dat ik gevangenzit? Ik dacht dat ze gewoon naar hun werk waren gegaan.’
            Haar stem schiet de hoogte in; met haar vingers telt ze ongemerkt de parels. ‘Ik heb bij dat raam staan schreeuwen alsof mijn leven ervan afhing. En dat was ook zo. Letterlijk. Er stond wél een geweer op ons gericht, en anders was het takatakatak en lagen wij daar in een plasje bloed.’
            Dan, haar handen ineenslaand, vraagt ze of wij weten hoe het advies luidde van de hulpverleners na afloop?
            ‘Als je kind er niet zelf over begint, zeg er dan niets over. Als het wel ter sprake komt, laat het rusten. Stel het maar voor als een verregend schoolreisje.’
            Ook de dame verdwijnt weer, maar bij de deur draait ze zich om. ‘Pijn die je levend begraaft, sterft niet.’
            Op de gang bij de kapstok passeert ze een kale Molukker die, eenmaal binnen, zijn korte leren jack aanhoudt. Hij wil een stoel. Zodra hij zich heeft genesteld onder de schemerlamp begint hij te vertellen. ‘Mijn broer kwam thuis in een kist. Er zat zo’n glaasje voor, maar de kist zelf was verzegeld.’
            Er had geen autopsierapport bij gezeten, geen artsenverklaring, niets. Als je goed keek zag je dat zijn halve kaak ontbrak, het ontbrekende stuk was opgevuld en toegedekt met verbandgaas. Net zo was het bij de andere kisten die in de Jasmijnstraat werden afgeleverd.
            In plaats van zijn eigen verdriet benoemt hij dat van zijn ouders: het leger dat ze zo trouw hadden gediend, had hun zoon gedood. ‘Maar hij is niet dood. Mijn broer leeft.’ Een neef van me is naar hem vernoemd, die draagt nu dus zijn naam. ‘En met hem leeft ook het rms-ideaal voort. Mena muria!’
            Nu de zon achter de puntdaken van Bovensmilde daalt valt er een gelijkmatige gloed over het publiek. Het schijnsel heeft een vervagend, democratisch effect, alsof de regisseur het zo bedoeld heeft.
            De pauze overvalt ons. Er is geen toneelgordijn dat dichtschuift, slechts de komst van een volgende verteller blijft uit. Onze gastvrouw vult de schalen met kroepoek en pinda’s, we luisteren naar het gekraak van de zakjes.
            Iemand zegt: ‘Is dit nou echt of gespeeld?’
            ‘Alle verhalen zijn echt,’ zegt de gastvrouw. ‘Maar ze worden verteld door acteurs.’
            ‘Er is niets verzonnen,’ vult de Molukse aan die ons is voorgesteld als buurvrouw. Ze zit op het bankstel, draagt een citroengeel truitje. ‘Ik weet wie de broer van de gedode kaper is. Ik bedoel dus niet dat ik de acteur ken. Ik weet over wie het gaat.’
            ‘Wie dan?’ vraagt iemand.
            ‘Ik geloof niet dat dat ertoe doet,’ klinkt het vanaf de bank.
            De magere Molukse heer links van me buigt zich naar mij toe. Met zijn kin wijst hij in haar richting. ‘Ze is zelf de weduwe van een kaper,’ zegt hij.